Erfgoed

HVTB-luchtfoto-bombardement-1280x853.jpg

Havelterberg

Beleefbare historie te midden van de natuur


Vliegveld in Drenthe

De Havelterberg kent een rijke geschiedenis. Het gelaagde landschap dat daarvan het gevolg is, is in en om het plangebied nog afleesbaar. Zo liggen er in de nabijheid van het plangebied hunebedden, zijn er in de ondergrond resten van Celtic Fields en prehistorische woonplaatsen en boerderijen te vinden en hebben er twee grafheuvels gelegen.

Ter plaatse van het plangebied zijn veel sporen uit het verleden verdwenen. Reden hiervoor is dat het gebied ten tijde van de Tweede Wereldoorlog werd ingericht als vliegveld. Daartoe is het maaiveld behoorlijk op de kop gezet: delen van de Havelterberg zijn (of lijken) vergraven, terwijl andere delen zijn opgehoogd. Zo ontstond een vlak en stabiel maaiveld waarop een landingsbaan en verschillende rolbanen met daaraan gekoppeld hangars konden worden gerealiseerd.







Van bommenwerper tot orchidee

Het vliegveld is tegen het einde van de oorlog verschillende malen gebombardeerd door zowel de Engelsen als de Amerikanen. Toch is met name de laag uit de Tweede Wereldoorlog nog goed te beleven. Luchtfoto’s uit die tijd laten een waar slagveld zien met talloze bomkraters. Ze liggen vandaag de dag als poelen in het landschap.

De start- en landingsbaan heeft zich in de loop der tijd ontwikkeld tot een waardevol schraalland met daarin verspreid solitaire bomen en boomgroepen. De rolbanen die vanaf de kop van de landingsbaan naar de noordelijk gelegen hangars lopen zijn, net als de hangars, nog herkenbaar in het landschap.



De Havelterberg als bestemming

Het gebied wordt goed gevonden door bezoekers, het kan er een drukte van jewelste zijn. In een betrekkelijk klein gebied gebeurt dan ontzettend veel. Mensen op weg naar het bezoekerscentrum, de schaapskooi en de Vlindertuin en een prehistorische woning banen zich een weg door het gebied. Fietsers, mountainbikers, ruiters en wandelaars delen de paden. Daarbij komt het voor dat verschillende gebruikersgroepen elkaar soms in de weg zitten.

Het project heeft als doel om de waardevolle schraallanden en heidevelden in de nabije omgeving van het plangebied op een robuuste manier met elkaar in verbinding te brengen. Met een gericht pakket aan maatregelen willen we de natuurwaarden bevorderen, de waterhuishouding op orde te brengen en het recreatief gebruik in het gebied beter inrichten. Met subtiele ingrepen proberen we de ecologische potenties maximaal te benutten terwijl we de gelaagdheid van het landschap inzichtelijk en beleefbaar maken.







Start- en landingsbaan

Zo willen we de rolbaan terugbrengen in zijn volle breedte van 15 meter en uitvoeren als zandweg. Door zijn breedte biedt de rolbaan plaats genoeg aan wandelaars, ruiters en mountainbikers. Oude bomkraters worden uitgediept ten behoeve van het leefgebied van de kamsalamander. Het bestaande smalspoor wordt benut om de schaapskudde van de schaapskooi naar de schraalgraslanden te leiden. Ook de relatie tussen hangars en rolbanen wordt beter afleesbaar. Al vanaf grote afstand kijk je hierdoor in de hangar, een beeld dat talloze piloten vanuit hun cockpit ook gehad moeten hebben.







Verdrogingsbestrijding

Het oostelijk van het plangebied gelegen Uffelterzand heeft in toenemende mate last van verdroging. Het is wenselijk om zoveel mogelijk water, afkomstig van de Havelterberg, ten goede te laten komen van dit gebied. Het bosgebied ten noorden van het plangebied wordt bij voorkeur omgevormd tot een halfopen parkbos. Hierdoor ontstaat een min of meer open verbinding tussen het droge schraalgrasland aan de noordzijde van dit bos en het plangebied. Essentieel voor vlinders en andere insecten.

Om de recreatieve knoop nabij de parkeerplaats te ontwarren bestaat de wens een nieuw wandelpad over het grasveld in het verlengde van de start-/landingsbaan te realiseren. Dit leidt dit er toe dat wandelaars bij hun entree tot het gebied recht voor de rolbaan worden ‘gepositioneerd’, net als in vroeger tijden de jachtvliegtuigen. Om vervolgens op te stijgen in dit prachtige gebied.



  • Kenmerken
Kenmerken

Havelterberg

Locatie: Havelte, Drenthe

Opdrachtgever: Prolander

Status: Inrichtingsvisie

Periode: 2022

Thema: Landschap, natuur, recreatie



Beleefbare natuur op bijzondere locatie


Dronten-QS-luchtfoto-0154-1280x853.jpg

Landschappelijke kwaliteit van Oostelijk Flevoland

Bouwstenen voor ontwikkeling van een jonge polder


‘Je gaat pas zien als je het doorhebt’

Je gaat het pas zien als je het doorhebt’ is een veel gebruikte uitdrukking, geïntroduceerd door Johan Cruyff. Een uitdrukking die zeker ook van toepassing is op de polder. Want voor velen is de polder ‘het landschap van de grote maten’. Maar je gaat het pas zien als je het doorhebt. Het landschap van de Flevopolders is tot stand gekomen na wikken en wegen, na eindeloos discussiëren, na talloze inrichtingsschetsen. Een leeg canvas dat gevuld moest worden. Waar een maatschappij ontwikkeld moest worden en dat binnen enkele jaren moest functioneren als het oude land, dat voor deze ontwikkeling honderden jaren de tijd had.

Om de gemeente te helpen bij beleidskeuzes hebben we landschappelijke kwaliteit van de polder gepoogd te doorgronden en in beeld te brengen. Daarbij hebben wij geprobeerd de ontwerpgedachten bij het landschap van Oostelijk Flevoland, van de grote lijn tot het boerenerf, bij elkaar te brengen in een beknopte biografie.







Nieuw land als spiegel van een tijdsbeeld

De polder die volgde op de Noordoostpolder was Oostelijk Flevoland. Aanvankelijk was dit een op zichzelf staande polder. Pas later werd Zuidelijk Flevoland er tegenaan gelegd. Een uitbreiding die overigens van begin af aan gepland was. Ten opzichte van de NOP ging het hier niet langer alleen maar om het realiseren van landbouwgrond. Veel meer werd de polder als een multifunctioneel landschap opgevat. Daarbij was er aandacht voor zowel agrarische productieruimte als een aantrekkelijke woon- en werkomgeving. Reeds in de jaren zestig van de vorige eeuw waren de grote lijnen van het te realiseren landschapsbeeld vastgelegd. Daarna volgden de, soms door deskundigen zwaarbevochten uitwerkingen.





Een zee van ruimte

De beplantingen in Oostelijk Flevoland brengen, veel nadrukkelijker dan in de vorige polders, de eenheid van het gebied tot uiting. Onder andere doordat het areaal agrarische productiegrond zoveel mogelijk open is gehouden en de hoofdstructuur van de polder, bestaande uit kanalen en hoofdwegen en de polderranden met beplantingen werden geaccentueerd.

Dudok, als stedenbouwkundige betrokken bij de Zuiderzeewerken, formuleerde reeds in 1940 de wens om bosgordels aan te leggen in het nieuwe land. Het idee van de bosgordels was geïnspireerd op Amerikaanse Parkways. Deze bosstroken konden ‘de illusie van eindeloosheid wekken zodat de mensch er zich in verliezen kan’. Dudok streefde hiermee naar een synthese tussen de ‘rationele ingenieursarbeid’ en ‘bredere humane overwegingen’ waarin de schoonheidsdrang aan de dag treedt. ‘Een land van deze geweldige omvang mag niet een te eenzijdig agrarisch polderkarakter dragen. Hier moeten veelzijdige en harmonische landschappelijke kwaliteiten worden gewekt.’







Krachtige contouren en geleding van de ruimte

Het uiteindelijke landschap in Oostelijk Flevoland wordt bepaald door een aantal krachtig aangezette hoofdlijnen. Deze hoofdlijnen worden gevormd door de bosstrook langs de Randmeren en de laanbeplanting langs de hoofdwegen. Deze monumentale lanen, met een wegprofiel van 25 meter, kaderen ruimten in die variëren van drie tot zes kilometer. Daarmee wordt het ruimte-ideaal dat de ontwerpers voor de nieuwe polders voor ogen stond in Oostelijk Flevoland het dichtst benaderd. Dit ideaal is door Piet Kelder als volgt verwoord: ‘vanuit de beschutting van een laan uitkijken over een weidse ruimte, die toch meetbaar is door de bosrand aan de horizon’. Het landschapsconcept van Oostelijk Flevoland blijkt een grote mate van flexibiliteit te hebben, doordat het landschappelijk raamwerk is losgekoppeld van het landbouwkundig gebruik: cascoplanning avant la lettre.







Kernkwaliteiten

Sinds de inrichting van Oostelijk-Flevoland, nu ongeveer 60 jaar geleden, is er veel veranderd. Vanzelfsprekend heeft dat geleid tot ingrepen in het zorgvuldig ontworpen polderlandschap. Binnen de gemeente Dronten is een flink deel van de oorspronkelijke ideeën en plannen nog herkenbaar. Vaak zelfs vormen ze de kernkwaliteiten van de gemeente. Kwaliteiten die nu en dan onder druk staan, maar nog wel staan. Soms dienen de kwaliteiten versterkt te worden om recht te doen aan de oorspronkelijke opzet, soms is er behoefte aan een nieuwe, hedendaagse invulling om ook in de toekomst de kwaliteiten te kunnen waarborgen.



Bouwstenen voor toekomstige ontwikkelingen

Om grip te krijgen op de belangrijkste waarden van de polder hebben we de belangrijkste kwaliteiten beschreven in een zestal leidende thema’s. Deze vormen de bouwstenen van de polder en zijn kaderstellend voor nieuwe ontwikkelingen:

– Zorgvuldig geplande dijkenring
– Haarvaten van de polder: vaarten, tochten en sloten
– Hiërarchie van wegen ingezet voor het maken van ruimte
– Kernen en erven vormen eilanden in een zee van ruimte
– Fruitteeltgebieden als kleinschalig landschap rond de kernen
– Compositie van dijk, natuur en recreatie tussen oud en nieuw land

Toekomstige ontwikkelingen in de polder kunnen met deze biografie van oostelijk Flevoland in de hand zodanig vorm worden gegeven dat recht wordt gedaan aan het bijzondere gedachtegoed dat aan de inrichting van de polder ten grondslag ligt.





  • Kenmerken
Kenmerken

Landschappelijke kwaliteit van Oostelijk Flevoland

Locatie: Dronten, Flevoland

Opdrachtgever: Gemeente Dronten

Status: Onderzoek

Periode: 2023

Thema: Erfgoed, landschap, onderzoek, overheden



Biografie van een jonge polder


DSC0190-uitgelichte-afbeelding-1280x960.jpg
Zonnepark op complex historische buitenplaats

In de Achterhoek

Een Achterhoeks landgoed heeft het voornemen om haar energiebehoefte duurzaam op te wekken. Idee is om hiertoe een aantal zonnepanelen op het landgoed te realiseren. Het terrein ligt binnen de zogenaamde de begrenzing die aanduidt wat als ‘complex historische buitenplaats’ wordt gezien.


Duurzame energie op een rijksmonument

De rentmeester van het landgoed heeft ons gevraagd te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn op een passende wijze zonnepanelen te plaatsen op het beschreven perceel. Daarbij liggen er wat ons betreft kansen in het verleden van de beoogde locatie als moestuin. Daarbij hebben we verschillende scenario’s uitgewerkt.







De revitalisatie van het historisch gebruik als moestuin, met toepassing van koude bakken (of platte bakken) als drager van zonnepanelen ligt om verschillende redenen zeer voor de hand. Zo lijkt het te passen binnen het historische grondgebruik op de specifieke plek. Daarnaast zijn koude bakken in de regel gericht op het zuiden. Ideaal voor plaatsing van zonnepanelen. Tot slot is het gebruik van koude bakken op historische buitenplaatsen wijdverbreid. Daarmee kan deze toepassing mogelijk een breder vervolg krijgen op andere landgoederen en buitenplaatsen.

In een vergelijkende studie hebben we de meest voorkomende gedaantes van koude baken onderzocht. De referentiebeelden laten een brede selectie aan koude bakken zien op historische buitenplaatsen. In de regel zijn de bakken opgetrokken uit metselwerk. De glashoek bevindt zich typisch tussen de 15° en de 30°. Wanneer het bouwwerk tegen een muur staat betreft het doorgaans een druivenkas. De druivenkas is toegankelijk en voorzien van een glashoek boven de 45°.



De detaillering van de verschillende koude bakken verschilt op onderdelen. Het metselwerk is doorgaans uitgevoerd als halfsteensverband of wildverband. De bovenzijde afgewerkt met een rollaag, halfsteens metselwerk, natuursteen deklaag of staalconstructie. Een enkele koude bak is uitgevoerd in (prefab) beton of stucwerk. De gemetselde varianten hebben geregeld natuurstenen hoekstukken.
De bakken zijn bedekt met helder glas. De ramen zijn vervat in een houten sponning of in stalen hoekprofielen. Soms gebeitst, soms onbehandeld en roestig qua uitstraling. Bij moderne varianten is de stalen sponning gegalvaniseerd of donker gebeitst.
Het glas op de koude bak wordt gedragen door vaste dwarsbalken. Soms zijn deze integraal onderdeel van de hoofdconstructie en uitgevoerd in hetzelfde materiaal als de ombouw. In andere gevallen worden houten balken of stalen profielen als ligger gebruikt.
Het glas kan altijd worden geopend of weggenomen. De wijze waarop kan verschillen. De éénruiters kunnen door middel van een stok of baksteen worden opengezet. Soms is er sprake van een schuifmechanisme waarbij de ruiten naar de boven- en onderzijde kunnen worden uitgeschoven. Het midden wordt zo geopend. In een andere variant kunnen de ramen met handvatten worden opgepakt en elders worden neergelegd. De bakken van de Keukenhof zijn trapsgewijs regelbaar met bijzondere maatwerk profielen. De herstelde bak op landgoed Eyckenstein heeft een mobiele kraan die in staat is de enorme ruiten te verplaatsen.








De architectuur op het landgoed kent een sterke samenhang. Alle hoofdgebouwen zijn opgetrokken uit dezelfde rode metselsteen. Ook de toegepaste verbanden zijn identiek. Het hoofdhuis kent een wat voornamere uitstraling door de toepassing van traveeën en reliëf in de gevel.

Alle ondergeschikte bouwwerken zijn allen gebouwd uit hout. Een aanwezige droogschuur is voor de helft van hout opgetrokken. Je zou kunnen zeggen dat de variatie in het voorkomen van de gebouwen uitdrukking geeft aan de verschillende functies en hiërarchie.

Het gehele bebouwde complex krijgt hierdoor, ondanks de vele verschillende volumes en hoofdvormen een vanzelfsprekende samenhang.



Voor de koude bakken volgen we eenzelfde strategie: we kiezen voor het gebruik van hout in een eenvoudige hoofdvorm. De functie behoeft vanwege het rendement goede koeling.

Net als de droogschuur realiseren we dit door de opstelling te voorzien van een open gevel welke is opgetrokken uit houten regelwerk afkomstig van het landgoed.

Tussen open ruimte tussen de in breedte variërende regels voorzien in de benodigde verkoelende werking. De gehele opstellen zal na voltooiing zwart worden gebeitst.






  • Kenmerken
Kenmerken

Zonnepark op complex historische buitenplaats

Locatie: Gelderland

Opdrachtgever: De Rentmeesterscoöperatie, Zupthen

Status: Ontwerp

Periode: 2020


Ondanks de vele verschillende volumes en hoofdvormen ontstaat een vanzelfsprekende samenhang


Schoorsteen-op-het-bouwhuis-1280x850.jpg
Open oproep Stimuleringsfonds voor de Creatieve Industrie:

Erfgoed vol energie

In maart 2017 lanceerde het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie het nieuwe ontwerpprogramma ‘Erfgoed en Ruimte’. Binnen dit programma is een Open Oproep uitgeschreven met het thema ‘Nieuwe energie voor het landschap’. Drie adviseurs hebben zich gebogen over de voorstellen: Sven Stremke (expert energietransitie, WUR, AvB), Riëtte Bosch (stedenbouwkundige en landschapsarchitect, RVB) en Marlijn Baarveld (VER programmaleider Transformatie van het landschap, RCE). Zij hebben de voorstellen beoordeeld op vraagstelling, plan van aanpak, betrokken deskundigheid en de coherentie daartussen. Na twee beoordelingsrondes kwamen zij tot een selectie van vier voorstellen die zij graag verder uitgewerkt zouden zien. Ons voorstel zit daarbij.



Urgentie

Wij stellen in ons projectvoorstel ‘Erfgoed vol Energie’ dat, behalve de bekende energielandschappen als het veenweidegebied, ook het kleinschalige houtwallenlandschap van oudsher een energielandschap was. Het leverde de boer immers bouwhout, brandhout en hout voor stelen. Dit waardevolle landschap staat echter onder druk door verdergaande schaalvergroting in de landbouw en doordat de oorspronkelijke functies verloren zijn gegaan.

Via ontwerpend onderzoek willen wij een nieuw type houtwal ontwikkelen die een waardevolle bijdrage kan leveren aan het realiseren van de klimaatdoelstellingen van Nederland. Ook moet deze houtwal bijdragen aan de instandhouding van een bijzonder en gewaardeerd landschap.







Duurzame landgoederen

Ons plan voorziet in de realisatie van een nieuw type houtwal voor de oogst van biomassa in een cultuurhistorisch waardevol en kleinschalig landschap. De huidige biomassa die wordt gebruikt voor de bijstook in biomassa-centrales wordt aangevoerd vanuit Noord-Amerika en is ondanks de milieuwinst niet optimaal duurzaam. De vraag naar biomassa blijft echter toenemen en de groei van houtpellets voor biomassa groeit elk jaar met 10%.

Naast de grootschalige energiecentrales zijn kleinschalige biomassa-centrales bezig aan een opmars. Vooral op landgoederen waar grote gebouwen staan die veel energie behoeven. De landgoederen onttrekken het hout van bestaande landschapselementen op het landgoed. Het oogsten van deze houtwallen is echter, ook met de inzet van vrijwilligers, niet kostendekkend. Wij ontwerpen een machinaal oogstbare houtwal die rendabel in stand kan worden gehouden en worden geoogst. Zo leveren we een bijdrage aan het behalen van de gestelde klimaatdoelen.



Rendabele houtwallen

In de huidige situatie werken landgoederen en boeren met behulp van een beheer-subsidie en vrijwilligers aan de oogst van de biomassa uit houtwallen. Op dit moment vormt dit een kostenpost. Het is niet voor niets dat houtwal onder druk staat in het Nederlandse landschap.

Het zou een groot verschil kunnen maken als de houtwal niet langer een kostenpost is, maar een verdienmodel. Deze omslag willen we bereiken door een efficiënt te oogsten houtwal te ontwerpen. De achteruitgang van het aantal landschapselementen kan hiermee gekeerd worden en cultuurhistorisch waardevolle landschappen kunnen zo mogelijk worden hersteld.







Streven naar realisatie van de eerste nieuwe houtwal

Hiervoor zullen we op een aantal vlakken antwoorden moeten vinden:

  • Biosfeer: we zullen onderzoeken welke gewassen het meest geschikt zijn voor gebruik in de nieuwe houtwal en welke gewassen de hoogste calorische waarde bevatten.
  • Technosfeer: de techniek zal de randvoorwaarden bepalen voor de mechanische oogst. Hoe dik mag een boom worden, en hoe wijd mogen de bomen uit elkaar staan? Zijn de toepassingen en kosten te organiseren per landgoed of loonwerker, of moeten de landgoederen zich organiseren om de investeringen te kunnen organiseren rendabel te maken.
  • Regelgeving: de maatregelen moeten passen binnen financiële, planologische en juridische kaders. Wat is de bestemming van de nieuwe houtwal, is de boswet van toepassing, en wat is de waarde van de grond na inrichting?





Pilot- locatie

Landgoed ’t Medler in Vorden is bereid gevonden om binnen dit project te fungeren als pilotlocatie. De gemeente Bronckhorst denkt eveneens met ons mee. Tijdens de startfase wordt het project verder uitgewerkt en zal een klankbordgroep worden samengesteld met boeren, een loonbedrijf, energiespecialisten, wetenschappers en erfgoedprofessionals.

Door in eerste instantie aan de slag te gaan binnen een duidelijk, afgebakend gebied en met een duidelijke opgave vergroten we de kans op een praktische uitwerking en uitvoering. De lijnen zijn kort en het aantal belanghebbenden is te overzien. Tegelijkertijd is de ligging van ’t Medler als projectgebied interessant. De gemeente Bronckhorst, waarbinnen ’t Medler ligt, kent namelijk een hoge dichtheid aan landgoederen. Allen hebben zij een vergelijkbare uitdaging, namelijk het vinden van nieuwe verdienmodellen. Allen hebben zij over het algemeen ook dezelfde, hoge energierekening als het gaat om het verwarmen van de gebouwen. En allen hebben zij over het algemeen de zorg voor een landschap met een hoge dichtheid aan kleinschalige landschapselementen. Vraag en aanbod liggen dus bij meerdere landgoederen dicht bij elkaar. Daarom ligt een eventuele schaalsprong van landgoed ’t Medler naar andere landgoederen binnen de gemeente Bronckhorst dan ook voor de hand.




Werkwijze

Na toekenning van de subsidie zijn we van start gegaan met de randvoorwaardelijke onderwerpen. De randvoorwaarden zijn reeds op een aantrekkelijke en toegankelijke wijze in beeld gebracht.

Met de opgedane kennis van alle randvoorwaarden starten we met het ontwerpend onderzoek. We brengen alle variabelen in beeld en denken na over een rendabel sortiment voor de verschillende toepassingen, inclusief een beschrijving van de landschappelijke waarde van de plant. Het resultaat is een lexicon van soorten en houtwallen met elk een eigen kwaliteit, gebruikswaarde en economische betekenis. Het eerste concept staat in de stijgers.

Deze gereedschapskist vol mogelijkheden gaan we testen op de bruikbaarheid in cultuurhistorische context. Zijn er gewassen die zich lenen ter vervanging van een oude hoogstamboomgaard? Kunnen we een hakhoutbosje maken in het jonge ontginningenlandschap? Wat is de invloed van de toepassing van deze houtwallen op een landgoed er zijn er ook grenzen? Wanneer begint het te kraken? Deze vragen worden beantwoord in een beeldende ontwerpstudie op kaart. De meest kansrijke, vindingrijke of vernieuwende mogelijkheden werken we uit in sprekende beelden.

Het sluitstuk van het project is de aanplant van een echte houtwal schaal 1:1. Hiervoor stellen we een inrichtingsplan op, maken we een beplantingsplan en vragen we een vergunning aan. In het plantseizoen van volgend voorjaar gaan de planten de grond in.




  • Kenmerken
Kenmerken

Open oproep: Erfgoed vol energie

Locatie: Vorden, Gelderland

Opdrachtgever: Landgoed ‘t Medler

Partners: Stoken op Streekhout, WUR, AGEM, Landschapsbeheer Gelderland.

Status: Prijsvraag Stimuleringsfonds

Periode: 2018 – 2020


Erfgoed als producent van duurzame energie


DJI_0016-1280x720.jpg
Duurzame kwaliteit voor Kasteel Keppel en de dorpsstraat van Laag-Keppel

Kasteel Keppel

Als groene gemeente met de hoogste dichtheid aan landgoederen in Nederland wil de gemeente Bronckhorst haar landgoederen actief ondersteunen bij het realiseren van hun (maatschappelijke) doelstellingen. Voor veel landgoederen is de duurzame instandhouding een van de grootste uitdagingen van deze tijd. Daarom bood de gemeente landgoed Keppel een ‘schetsschuit’ aan: een interactieve aanpak waarmee zij een impuls wil geven aan de actuele ontwikkelingen en een bijdrage hoopt te leveren aan de duurzame instandhouding van Kasteel Keppel. Hofstra|Heersche organiseerde het gehele proces, van werksessie tot uitwerking. Tijdens de werksessie had Willem van Wingerden van Gesprek in Beweging de rol van dagvoorzitter. Zo kon Hofstra|Heersche zich richten op de inhoud van het project.


Vervlochten met de omgeving

Kasteel Keppel, op een eiland in de Oude IJssel, is de kern van landgoed Keppel. Aan de voet van dit kasteel ligt de buurtschap Laag-Keppel. Rond het eiland ligt een domein van ongeveer zeshonderdtwintig hectare met bos- en natuurgebieden, landbouwgronden en een historische tuin- en parkaanleg.







Verbeterslag

Landgoed Keppel en het kasteel op het eiland zijn nauw met elkaar verbonden. De duurzame instandhouding van het landgoed kon dan ook niet los worden gezien van ontwikkelingen op het eiland. De volgende vragen stonden centraal in het proces:

  •  Welke kansen liggen er op landgoed Keppel om de landgoedkwaliteiten te waarborgen en zo mogelijk te verbeteren en vermogen te genereren dat nodig is om het landgoed duurzaam in stand te houden?
  • Hoe kan de leefbaarheid van het ‘eiland Keppel’ worden verbeterd worden en hoe kan de recreatieve aantrekkelijkheid worden verhoogd?

Tijdens de schetsschuit kwamen verschillende thema’s aan bod die bijdroegen aan het beantwoorden van deze vragen. Om goed aan de slag te kunnen is het belangrijk dat iedere deelnemer basiskennis heeft van het landgoed en wat er speelt. Daartoe is een achtergronddocument opgesteld met daarin de ontstaansgeschiedenis van het landgoed. Ook komen de verschillende pijlers onder het landgoed aan bod en worden de in de schetsschuit te behandelen thema’s geïntroduceerd en toegelicht.



Interactieve werkwijze

De werksessies werden ingevuld volgens de methode ‘schetsschuit’. Tijdens een schetsschuit worden ideeën en feiten niet alleen opgeschreven, maar ook opgetekend op een kaart. Voor dat doel zijn er op de dag van de schetsschuit verschillende themakaarten op groot formaat beschikbaar. Deze manier van verbeelden maakt het gesprek concreet en werkt stimulerend. De deelnemers worden op basis van hun expertise ingedeeld bij een themagroep. Iedere groep wordt begeleid door een landschapsarchitect die het gesprek leidt en zorgt dat feiten, wensen en ideeën daadwerkelijk op de kaart landen. Voorafgaand aan het werk in de groepen is er een korte excursie over het landgoed en het eiland Keppel. Tijdens deze wandeling is er de mogelijkheid om elkaar te wijzen op wat er speelt en nader kennis te maken.








Bruikbaar resultaat

Deze aanpak leverde inzicht op in de huidige situatie van het landgoed en het eiland en maakte kansen inzichtelijk. De resultaten van deze eerste schetsdag zijn door ons verwerkt in een verslag dat als basis dient voor een terugkomdag. Tijdens deze terugkomdag werden de meest kansrijke ideeën en thema’s verder uitgewerkt in concrete vervolgacties voor landgoed, gemeente en andere ‘actiehouders’.

Thema’s die aan de orde kwamen, zijn onder andere de Dorpsstraat van Laag-Keppel, duurzame energie, de inrichting van de voormalige moestuin en recreatie. De resultaten van de beide schetsdagen zijn verwerkt in een beeldend verslag. Dit verslag is aangeboden aan de gemeenteraad en dient als basis voor verdere samenwerking tussen landgoed en gemeente.




  • Kenmerken
Kenmerken

Landgoed kasteel Keppel

Locatie: Laag-Keppel, Gelderland

Opdrachtgever: Gemeente Bronckhorst

Partners: Gesprek in Beweging, Eelco Schurer

Status: Advies

Periode: 2017

Thema: Erfgoed, onderzoek, proces


Duurzame kwaliteit voor Kasteel Keppel en de dorpsstraat van Laag-Keppel


HH-RWS-Bedieningsgebouwen-35-1280x850.jpg
Kansen en randvoorwaarden voor herbestemming in beeld

Vrijkomende brug- en sluiswachtershuisjes

Waterrijk Nederland heeft vele bruggen en sluizen. De meeste sluis- en brugwachters bedienen deze op afstand vanuit een centrale plek, waar ze meerdere bruggen en sluizen onder hun hoede hebben. Vroeger was dat anders. De meeste sluizen en bruggen hadden een eigen sluis- of brugwachter. Daar getuigen de brug- en sluiswachtershuisjes nog van. Soms waren er zelfs meerdere, al dan niet in combinatie met een dienstwoning, afhankelijk van de grootte van het complex.


Aanpak

Omdat ook de oudere sluizen en bruggen zijn gemoderniseerd staan veel bedienposten inmiddels leeg. Rijkswaterstaat, eigenaar van een groot aantal van deze bedieningsposten, heeft Hofstra|Heersche gevraagd om voor verschillende sluizen en bruggen, door heel Nederland, een onderzoek uit te voeren naar de mogelijkheden van herbestemming.







Toerist in eigen land

Het onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met de directie Water, Verkeer en Leefomgeving en de lokale beheerders. Hofstra|Heersche stelde voor elk object een gestandaardiseerde vragenlijst op met voor de inventarisatie belangrijke punten: bouwjaar, architect, maar ook type gebouw, aanwezige installaties en gebruik. Ter plaatse werden de verschillende gebouwen nader onderzocht en gefotografeerd.



Aansprekende concepten

In een omvangrijk naslagwerk werd elk bezocht object op gelijkwaardige wijze beschreven en in beeld gebracht. Bovendien is inzichtelijk gemaakt of herbestemming al dan niet mogelijk is. Bij het maken van een inschatting speelde een aantal factoren een belangrijke rol. Denk aan de ligging, het huidige gebruik, de grootte van het object en de iconische waarde.








Kansen voor herbestemming

Sluizen zijn het meest vaak geschikt voor herbestemming. Vooral de oudere sluiscomplexen zijn vaak mooi vormgegeven en ze liggen op aantrekkelijke plaatsen in het landschap. Bedieningsgebouwen van bruggen zijn over het algemeen minder kansrijk. Het voorbijrazende verkeer zorgt hierbij nogal eens voor een onaangename verblijfsplek. Het inventariseren van gebruik, historische waarde en eventuele mogelijkheden voor hergebruik van verschillende gebouwen van Rijkswaterstaat is uitermate zinvol gebleken en heeft een aantal bijzondere kansen in beeld gebracht.




  • Kenmerken
Kenmerken

Gebouwen bij bruggen en sluizen

Locatie: Nederland

Opdrachtgever: Rijkswaterstaat

Partners: –

Status: Onderzoek

Periode: 2016

Thema: Leegstand. Erfgoed. Infrastructuur.


Onderzoek naar kansen voor herbestemming van gebouwen bij bruggen en sluizen


IMG_0130-1280x960.jpg
Voltooiing van monumentaal kasteelpark

Parkbos de Haar

In 2025 is Leidsche Rijn in Utrecht voltooid. Daarmee is het de grootste Vinex-locatie van Nederland. De bewoners, ongeveer 80.000 mensen in zo’n 30.000 woningen, kunnen dan recreëren in een ongeveer 390 hectare groot park. Dienst Landelijk Gebied is verantwoordelijk voor ongeveer 300 hectare hiervan: Groot Groengebied Utrecht, waarvan ook Parkbos De Haar onderdeel is.


Monumentale context

Het ontwerp voor Parkbos De Haar moet aansluiten op het bestaande, monumentale kasteelpark bij Kasteel de Haar. Dit park is aan het begin van de vorige eeuw ontworpen door Henri Copijn in de zogenoemde ‘Engelse landschapsstijl’. Het nieuwe park moet niet alleen voortborduren op het bestaande park maar tegelijkertijd ook een kind van deze tijd zijn. Verder zal het park openbaar toegankelijk worden, terwijl het oorspronkelijke park alleen tegen betaling te bezoeken is. Bovendien moet een bestaand woonlint worden geïntegreerd in het park en is het plaatselijke landschap van de Cope-ontginningen cultuurhistorisch waardevol.







Vanuit het veld

Niels Hofstra en Jan Heersche hebben voor het ontwerp van dit park een werkplek ingericht op het kasteel. Met als redenering dat er op die manier optimaal contact is met de bewoners van het gebied en met het gebied zelf. Een ontwerp dat recht doet aan het al bestaande kasteelpark kan alleen ontstaan op de plek zelf. Met bewoners van het woonlint is, op een zaterdag, een wandeling door het gebied gehouden. Met koffie en gebak. Door het bestuderen van de geschiedenis van het gebied en de verhalen van bewoners, die er soms al generaties wonen, hebben de ontwerpers geprobeerd in de ziel van het landschap te kijken. Het bestaande kasteelpark reikte vervolgens de kapstok voor het nieuwe park aan.

Deze kapstok bestaat uit twee lijnen en een ovale parkweide. De oost-west gerichte Chateletlaan zorgt voor de verbinding met het kasteel, terwijl de noord-zuid gerichte Haarveldselaan de verschillende parkonderdelen met elkaar verbindt. Het park is opgebouwd rondom deze eenvoudige hoofdstructuur.

Verschillende sferen ontstaan door bijzondere beplantingen, forse waterpartijen en bosvlakken, afgewisseld met open plekken en boomgroepen. De Cope-ontginningen zorgen voor afwisseling en ritme, het woonlint wordt een eigen, bijzondere wereld. In het noordelijke weidelandschap met een ontwerp van bijzondere boomgroepen grazen in de zomer de koeien, wie weet kan er in de winter worden geschaatst op de nieuwe vijver.





Het parkbos in onderdelen

Lanenstructuur

De hoofdstructuur van het parkbos kent twee lanen. Het parkbos is rondom deze lanen ontworpen. De laan in noord-zuidrichting, de Haarveldselaan, verbindt de verschillende onderdelen van het park en eindigt op een uitkijkheuvel. De Chateletlaan, is de oost-west verbinding, deze vindt zijn oorsprong voor het chatelet en eindigt bij het Kortjaksepad.

Parkweide en waterstructuur

De ovale parkweide is het hart van het parkbos en gaat intensief gebruikt worden. Hier komen bijzondere plekken en beplantingen en de folly. Men kan hier sporten, wandelen en zonnen. Hoogtepunt is een uitkijkheuvel vanwaar er zicht is op het parkbos en het landschap van het Groene Hart. Er komt in de noordelijke helft van het parkbos een meer open weidelandschap met boomgroepen. Dit deel zal aansluiten op het rustige deel van het bestaande kasteelpark “Klein Limburg”. In het bestaande park van Kasteel de Haar wordt een bordes gemaakt waardoor er uitzicht op het parkbos. De waterstructuur zorgt voor bijzondere plekken, zoals het moeras der cipressen.

Padenstructuur

De door Copijn ontworpen “krakelingvormige” wandelpaden zijn de inspiratiebron geweest voor de padenstructuur in het parkbos. Er wordt gebruik gemaakt van diverse soorten verharding en ook de breedte van de paden verschilt. Deze afwisseling zorgt tijdens de wandeling voor verschillende zichten en sferen. Ook de parkeerplaats wordt volgens dezelfde structuur aangelegd



Aspect image
Aspect image
Aspect image
Aspect image
Aspect image
Aspect image
Aspect image

Cuypers en Copijn

Terwijl Cuypers verantwoordelijk was voor de herbouw van het kasteel was tuinarchitect Henri Copijnbelast met de aanleg van het kasteelpark.

In samenwerking met Cuypers ontwierp hij in de periode tussen 1892 en 1909 een romantisch park in de Engelse Landschapsstijl. Het dorpje Haarzuilens, dat oorspronkelijk aan de voet van het kasteel lag, werd voor de aanleg van het park verplaatst naar de huidige locatie. Overigens werd dit nieuwe dorp gebouwd door dezelfde architecten als die zich bezighielden met de restauratie van het kasteel, waaronder Pierre Cuypers en zijn zoon.

Karakteristiek voor het door Copijn ontworpen park zijn de natuurlijk gevormde, schijnbaar oneindige waterpartijen en de krakelingvormige rondwandelingen in het Noorder- en Zuiderpark. Rondom het kasteel is er ruimte voor meer formele elementen als een Grand Canal, een Romeinse tuin en verschillende parterres.

Om het park direct na aanleg al een enigzins volwassen uiterlijk te geven werden volgroeide bomen van de Utrechtse Heuvelrug gehaald en geplant in het nieuwe park. Dat hiervoor in de stad Utrecht enige huizen gesloopt moesten worden deed blijkbaar niet terzake.

Oorspronkelijk was het de bedoeling om een groter terrein als park in te richten. Copijn heeft hiervoor ook een ontwerp gemaakt, waarbij het kasteel middelpunt van het park was. Door geldgebrek is uiteindelijk echter maar de helft van het ontwerp ten uitvoer gebracht.



  • Kenmerken
Kenmerken

Parkbos De Haar

Locatie: Haarzuilens, Utrecht

Opdrachtgever: Gebiedscommissie Utrecht-West

Opdrachtnemer: DLG

Partners: Michael van Gessel, Ronald Buiting

Status: Definitief ontwerp, deels uitgevoerd door derden

Periode: 2009-2011

Thema: Gebiedsontwikkeling. Recreatie. Erfgoed.


Monumentaal kasteelpark nadert voltooiing


Medler-1950-1280x683.png
Nieuwe verdienmodellen zorgen voor voortbestaan landgoed

Landgoed ‘t Medler

In de gemeente Bronckhorst ligt een groot aantal landgoederen, publiekstrekkers die het Achterhoekse landschap in de loop van eeuwen hebben gevormd. Tegenwoordig hebben veel landgoederen moeite om te overleven. De gemeente Bronckhorst schiet de eigenaren te hulp. Niet door het geven van subsidies, maar door het aanbieden van een ‘schetsschuit’. Dat is een interactief ontwerptraject met de omgeving en specialisten waarin zal worden gezocht naar concrete projecten die kunnen bijdragen aan de duurzame instandhouding van het landgoed. Eén van de landgoederen die een schetsschuit aangeboden kreeg, is landgoed ’t Medler in Vorden.


Duurzame instandhouding

Concrete en realistische projecten kunnen bijdragen aan de duurzame instandhouding. Hofstra|Heersche zocht, in samenwerking met de gemeente Bronckhorst, naar de juiste personen die een bijdrage kunnen leveren. Het gaat daarbij om een zorgvuldige mix van enerzijds specialisten en anderzijds omwonenden en overheden. Tijdens een werksessie van één dag op het landgoed en een terugkomdag van een halve dag op het gemeentehuis werd een groot aantal ideeën en suggesties voor projecten geoogst.







Resultaatgerichte werkwijze

Hofstra|Heersche is verantwoordelijk voor de organisatie, projectleiding en de vormgeving van de inhoud. Voorafgaand aan de werksessie kregen alle deelnemers een zorgvuldig samengestelde informatiebundel met de geschiedenis en actuele thema’s op en rond het landgoed. De resultaten van de eerste werksessie zijn ingevoegd in de bundel, onderzoeksvragen zijn geformuleerd en uitzoekpunten genoteerd. De belangrijkste punten werden verder uitgediept op de terugkomdag.



Afspraken vastgelegd

In het eindrapport, de ‘Verklaring van ’t Medler’, is een aantal afspraken tussen gemeente en landgoed opgenomen die bijdragen aan de duurzame ontwikkeling en instandhouding van het landgoed. De directeur/rentmeester van het landgoed en de wethouder ondertekenden deze verklaring gezamenlijk in het bijzijn van de pers. De eerste stappen met betrekking tot de uitvoering zijn inmiddels gezet: er wordt gewerkt aan de verplaatsing en herbestemming van een monumentale koepel, die nu nog met de voeten in het asfalt van een provinciale weg staat.








Nieuwe verdienmodellen zorgen voor voortbestaan landgoed


Origineel-ontwerop-1-1280x956.jpg
Kloek tuinontwerp doet recht aan het oeuvre van architect Maaskant

Villa Ostfenne

Villa Ostfenne in Zutphen is één van de vroegste werken van architect Hugh Maaskant. Een architect met een breed en bekend oeuvre. Het ontwerp van de tuin vergt veel inventiviteit, ook omdat we niet exact weten hoe de tuin er in het verleden uit heeft gezien. Duidelijk is dat de tuin de laatste decennia weinig aandacht heeft gehad: de aanplant is flink uit de kluiten gewassen of verkeert in slechte staat van onderhoud.
Wij gaan graag de uitdaging aan om de tuin van Villa Ostfenne tot volle wasdom te laten komen. En hierbij aan te sluiten op de wensen en gebruiken van de nieuwe bezitters ervan. Met gebruikmaking van de kwaliteiten die er zijn, in een ontwerp dat recht doet aan de signatuur van Maaskant.


Hugh Maaskant

In zijn eerste werken streefde de jonge Maaskant naar het realiseren van gebouwen zonder toegevoegde ornamentiek. Hij wilde de constructie zo expressief mogelijk maken zodat het gebouw leesbaar werd. Deze villa is de eerste uitingsvorm van de zoektocht naar vormgeving en ornamentiek in architectuur. De eenvoudige hoofdvorm. Voorzichtige moderne afgeronde hoeken in de leefruimten. Technische ontwerpoplossingen voor meer licht, lucht en ruimte. De eenvoud, robuuste uitstraling, moderne elementen en vernuftige details zijn de basis voor het tuinontwerp.







Kloek ontwerp

Het tuinontwerp is geïnspireerd op de vormentaal en ontwerpopvattingen van Maaskant. Het heeft een duidelijke functionele inslag, heldere lijnvoering, maar ook verfijnde details.

De zonneterrassen zijn onderling verbonden door hellingbanen. Binnen de contouren van de verharding liggen bloemrijke borders die het huis voorzien van een weelderige plint. Voor het sortiment is, gezien de samenwerking met Maaskant, geput uit het werk van Mien Ruys.



Verfijnde detaillering

De bestrating heeft dezelfde kenmerkende afgeronde hoeken en draagt zo bij aan het functioneren of de beleving (entree of doorzicht). Het ‘groene deel’ van de tuin bouwt voort op de bestaande beplanting. In contrast met de moderne woning biedt de tuin een weelderige en groene aanblik.







  • Kenmerken
Kenmerken

Villa Ostfenne

Locatie: Zutphen, Overijssel

Opdrachtgever: Particulier

Partners: WUP contractmanagement

Status: In uitvoering

Periode: 2017 – 2018

Thema: Tuin. Beplanting. Uitvoering. Monument.


Een kloek tuinontwerp dat recht doet aan het oeuvre van architect Maaskant


P1050478-1280x1707.jpg
Vroegere sferen samengebracht in herstelplan

Landgoed Wulperhorst

Na de Franse tijd groeide Zeist uit tot de parel van de Stichtse Lustwarande. Een indrukwekkend lint van bijna zevenhonderd landgoederen en buitenplaatsen strekt zich uit langs de flanken van de Utrechtse heuvelrug. Landgoed Wulperhorst is een van deze landgoederen. Samen met slot Zeist en de landgoederen Blikkenburg en Schoonoord vormt Wulperhorst de ‘groene driehoek’ van Zeist. Landgoed Wulperhorst is in bezit van Stichting het Utrechts Landschap. Deze stichting vroeg Dienst Landelijk Gebied een herstelplan op te stellen voor de parkaanleg op het landgoed. Niels Hofstra en Jan Heersche pakten dit project gezamenlijk op.


Stichtse Lustwarande

Landgoed Wulperhorst is gebouwd in de tweede helft van de achttiende eeuw in de formele en symmetrische opzet van de Franse stijl. Een rechthoekige slotgracht rond het hoofdhuis stond via een Grand Canal in verbinding met de zuidelijk gelegen Kromme Rijn. Het geheel was zo goed te bereiken vanuit Utrecht.







Nieuw elan

Halverwege de negentiende eeuw kwamen slot Zeist, Blikkenburg en Wulperhorst in het bezit van patriciërsfamilie Huydecoper. Landgoed Wulperhorst, de laatste toevoeging aan het familiebezit, werd grondig getransformeerd. Zo wordt het witte, neoklassieke huis is in 1858 door architect S.A. van Lunteren gebouwd op de locatie van de oorspronkelijke woning. In tegenstelling tot de eerdere woning wordt het front ditmaal gericht op slot Zeist. Tuinarchitect K.G. Zocher krijgt de opdracht de formele parkaanleg achter slot Zeist om te vormen tot een meer landschappelijke parkaanleg. Ook ontwerpt hij een nieuw hoofdhuis en park voor landgoed Blikkenburg. Tot slot tekent hij een netwerk van slingerende wandelpaden en zichtlijnen die elk van de landgoederen met elkaar verbindt.



Vergane glorie

Vandaag de dag ziet het park van Wulperhorst er verwaarloost uit. Lanen zijn in verval, zichtlijnen overgroeid en het Grand Canal is vergeten. Provisorisch aangelegde bruggetjes vormen de schakels in een wandelroute. Het Utrechts Landschap vroeg ons een inrichtingsplan op te stellen dat het landgoed een nieuwe impuls geeft qua gebruik en beleefbaarheid.








Verleden komt tot leven

In overleg met de monumentencommissie zijn we gekomen tot een samenhangende aanpak die recht doet aan de verschillende tijdslagen op het landgoed: de relicten uit de formele Franse stijl laten we contrasteren met de landschappelijke parkaanleg van Zocher. Het resultaat is een ‘huwelijk’ tussen beide stijlen, in een eigentijds en eigenzinnig ontwerp. In een gedetailleerd inrichtingsplan zijn alle voorstellen gedetailleerd uitgewerkt. Samen met architect Wim Wijsman hebben we een reeks bruggen ontwikkeld van cortenstaal die het unieke Grand Canal weer tevoorschijn halen.




  • Kenmerken
Kenmerken

Landgoed Wulperhorst

Locatie: Zeist, Utrecht

Opdrachtgever: Gebiedscommissie Groenraven Oost

Opdrachtnemer DLG

Partners: Utrechts Landschap

Status: Inrichtingsplan

Periode: 2008

Thema: Erfgoed. Landschap. Inrichting.


Vergane stijlen geaccentueerd op heringericht landgoed